Spring naar bijdragen
View in the app

A better way to browse. Learn more.

Managers United - Football Manager

A full-screen app on your home screen with push notifications, badges and more.

To install this app on iOS and iPadOS
  1. Tap the Share icon in Safari
  2. Scroll the menu and tap Add to Home Screen.
  3. Tap Add in the top-right corner.
To install this app on Android
  1. Tap the 3-dot menu (⋮) in the top-right corner of the browser.
  2. Tap Add to Home screen or Install app.
  3. Confirm by tapping Install.

Aanbevolen reacties

Geplaatst
  • Auteur

dd236ba1d717898050bf7d00451a7500.png

 

CDXXXV. Op je bakkes

 

Zonder er verder bij na te denken, want dat moet je dus ook niet doen, nadenken, want dan ga je twijfelen, en twijfel is, zoals eerder vermeld, de pest in driedelig pak, stapte ik op Santi af. De arrogantie droop van zijn gezicht als goedkope aftershave op een hete zomerdag. Hij stond daar als een matador die al zeker wist dat de stier zich van pure vernedering zou omdraaien en terug de stal in zou lopen.

 

Hij stak bijna een kop boven me uit, en zijn postuur was dat van een man die dacht dat hij de menselijk geworden incarnatie was van testosteron, spieren en latent geweld. Breed in de borst, smal in de moraal. Zijn grijns, breed en wit, liet duidelijk merken dat hij ervan genoot. Dit was zijn moment, zijn arena. Hij keek me aan met ogen die “kom dan” zeiden, maar dan in het Spaans en met een bijsmaak van pure minachting.

 

En dus haalde ik uit. Zonder waarschuwing, zonder preek, zonder Hollywood-pauze. Een snelle, rechtse directe, zoals ze die op boksschool De Voltreffer in Roermond leerden. Niet mooi, niet sierlijk, maar doeltreffend, als een klap met een natte plank. Vol op de kaak. Niet op z’n wang, niet op z’n neus, nee, precies op dat verdomde middelpunt van zijn gezicht waar ego en tandvlees elkaar ontmoeten.

 

Het geluid was dof, vlezig, en tegelijk had het iets bevredigend, alsof je een biefstuk tegen een tegelmuur smakt. Santi’s hoofd knalde opzij alsof iemand een verkeersbord had geramd met een scooter vol overmoed. Zijn lichaam wankelde even, net genoeg om zijn stoerheid uit balans te brengen, en zijn grijns? Die verdween. Verdampte. Foetsie.

 

Hij viel niet, want dat doen mannen als Santi zelden. Die vallen pas als ze zeker weten dat niemand kijkt. Maar hij stond wel anders. Schuin, onwennig. Alsof zijn hersenen in overleg moesten gaan met zijn benen over wat te doen. Vluchten? Terugslaan? Of toch eerst even voelen of alles nog vast zat?

 

Ik stond daar, mijn vuist trillend, mijn hart bonkend in m’n oren als een dronken drummer. Geen held. Geen martelaar. Gewoon een man die zijn grens had bereikt. En op een onbewaakt moment besloot dat hij daar een streep onder ging zetten. 

 

De stilte in de kleedkamer was bijna oorverdovend, alsof iemand het geluid uit de ruimte had gezogen met een industriële stofzuiger die alleen maar functioneerde op momenten van complete sociale ontwrichting. Je kent dat soort stilte wel, de stilte nadat een glas wijn op een familiediner kapotgesmeten wordt, of wanneer de dominee per ongeluk "neuken" zegt in plaats van "zegenen". Zo'n stilte die niet valt, maar neerstort. Met gewicht, met impact.

 

Ik hoorde mijn eigen hartslag als een donder tekeergaan, niet subtiel, maar met het ritme van een bouwvakker die op maandagochtend op een steiger staat te heien, bruut en ritmisch als een techno-nummer in een Berlijnse kelderclub. Het bonkte in mijn oren, mijn slapen, mijn borst. De aders in mijn nek stonden zo strak als een verkeerd gestreken overhemd.

 

Verder kwam er niets binnen. Geen geschuifel, geen gezucht, geen gegiechel van een overmoedige bankzitter. Niks. Simpelweg omdat niemand een geluid maakte. De spelers stonden erbij alsof ik een handgranaat op het midden van de kleedkamer had gegooid en iedereen wachtte tot de pin daadwerkelijk los zou komen. Zelfs Miguel, die normaal gesproken niet zou aarzelen om commentaar te leveren of een mopje cynisme op tafel te gooien, stond verstijfd met zijn mond half open, alsof hij vergeten was hoe ademen werkte.

 

Santi zelf stond nog steeds, maar niet meer als Santi. Niet als de koning van de savanne, de haan van het hok, de zelfverklaarde Messias van de derde divisie. Nee, hij stond daar als een betrapte puber met een bloedneus en een natte droom, volledig ontregeld, zijn ego op de vloer in stukken.

 

Op Santi’s gezicht speelde zich een emotioneel schouwspel af dat je normaal alleen ziet bij mislukte soapacteurs of kinderen die net hun ijsje in een riool hebben zien verdwijnen. Woede, schaamte, ongeloof, gekrenkte trots, verraad, en ergens, diep begraven onder al die lagen machogedrag en testosteron, een sprankeltje twijfel. Je zag het gebeuren. Zijn gezicht vertrok in korte schokken, als een radio die constant tussen zenders verspringt: nu een grimas van woede, dan weer een vertwijfelde blik, gevolgd door die lege, afstandelijke kilte waarmee mannen zichzelf proberen te beschermen tegen publiek gezichtsverlies.

 

Als dit een echt gevecht was geweest, je weet wel, met regels, een jury en een schimmige bokspromotor die zich volvreet aan beide kanten van het prijzengeld, dan had ik hem nu een trap tussen zijn benen moeten verkopen. Geen sierlijke karatetrap, maar zo’n lompe knietik waar ze in Limburg geen woorden voor hebben, maar wel een handgebaar. Eén waarmee je de hele stamboom van je tegenstander in diskrediet brengt.

 

Maar dit was geen echt gevecht. Nog niet althans. Dit was een confrontatie in de arena van gezichten, blikken en onuitgesproken woorden. Een machtsstrijd zonder duidelijke spelregels, behalve de ongeschreven wetten van de kleedkamer: wie als eerste knippert, verliest.

 

Dus wachtte ik. Niet kalm, niet zen, maar verdomme scherp, gespannen als een opgezwollen ader op een kaal voorhoofd. Klaar om nog een stap te zetten als het moest. Of juist geen enkele. Want soms is stil blijven staan net zo dodelijk als uithalen. Als Santi dacht dat ik zijn twijfel niet zag, dan had hij blijkbaar nog niet door dat hij tegenover iemand stond die jarenlang heeft geoefend in het lezen van gezichten die net te laat beseften dat ze een fout hadden gemaakt, deels omdat ik ook vaak in de spiegel kijk.

 

8c1e1e26f9865e40b6a61ae8c04d04a3.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

12 uur geleden zei Djurovski:

Oei oei Santi pakt het verkeerde gevecht

 

Zo op zijn bakkes. Dat zal 'em leren, toch?

 

10 uur geleden zei Marius:

Net als je denkt dat zo'n spelersgroep enige sympathie kan opwerpen en uit je hand gaat eten, staat er toch nog één oetlul op. Pak 'm maar lekker terug John. Boontje komt om zijn loontje.

 

Dergelijk haantjesgedrag moet je direct snoeihard afstraffen. Geen muiterij op dit schip, iedereen luistert braaf naar de kapitein.

 

Mocht je getagd willen worden, of juist niet meer, hit me up.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Mascini @FSc1997

 

  • Antwoorden 1,6k
  • Weergaven 43,2k
  • Aangemaakt
  • Laatste antwoord

Bijdrages in dit topic

Meest populaire berichten

  • Nom de Guerre
    Nom de Guerre

    V. The plot thickens   Daar zat ik dan, met een koffie die meer leek op aangelengde modder dan op het zwarte goud dat men koffie noemt, tegenover Vassilis. Een kerel zo Cypriotisch dat als j

  • Nom de Guerre
    Nom de Guerre

    II. Oh, we're going to Cyprus   Deze tekst, mijn avonturen van de afgelopen jaren, deze pennenstreken vanuit de geurige en kraakheldere omgeving van een Thaise bak zijn het resultaat van jar

  • Nom de Guerre
    Nom de Guerre

    VI. Over olijfolie   Sommige gesprekken, en geloof me vrij als ik zeg dat ik er meer dan genoeg van heb meegemaakt, zijn net als getuige zijn van een auto-ongeluk. Je ziet ze daar staan of z

Geplaatst

In your face. De vraag is niet of er een reactie komt, maar vooral wat voor één dan wel. 

Geplaatst

Wat een goeie naam, De Voltreffer. Zo zie je maar weer, waar wat training goed voor is.

Hopelijk bindt Santi in, en ziet het team wie echt de baas is.

Geplaatst
  • Auteur

dd236ba1d717898050bf7d00451a7500.png

 

CDXXXV. Op je bakkes

 

Nadat de stilte enkele seconden had geduurd, seconden die voelden als eeuwen, en niet de statige, plechtige soort eeuwen, maar eerder die volgepropte, chaotische middeleeuwen met pest, inquisitie en mensen die hun tanden poetsten met boomschors, draaide ik me langzaam om. Niet theatraal, niet met een zwierige zwaai zoals een Hollywoodheld na een oneliner, maar kalm, berekend, alsof ik elk microseconde van mijn beweging bewust had afgestemd op maximale impact.

 

Ik keek rond. Iedereen ontweek mijn blik, alsof ik een spiegel was waarin niemand zijn eigen lafheid wilde zien. Alleen Santi bleef staan. Hij stond daar als een bokser die niet doorhad dat hij al knock-out was geslagen. Alles in zijn houding schreeuwde: ik moet iets zeggen, ik moet iets doen, maar zijn brein had even kortsluiting. Zijn handen hingen slap langs zijn lijf, zijn borstkas bewoog sneller dan goed voor hem was, en zijn blik zocht houvast op een vloer die hem verraden had.

 

"Do not mistake my willingness to admit a mistake for weakness," zei ik. Mijn stem droog, ijl, maar met genoeg snijdend staal erin om een boom door te zagen. Miguel vertaalde het meteen. Zonder aarzeling, zonder commentaar, met precies de juiste toon: niet dienend, niet dramatisch, gewoon als de echo van een kogel die al was afgevuurd.

En toen gebeurde het. Niks.

 

Geen gegniffel, geen gemompel, geen gejoel. Geen bravoure van een bankzitter die zich ineens geroepen voelde. Geen reactie van de technische staf, die net zo overbodig was als een regenjas in de sauna. De lucht bleef hangen, stroperig, broeierig, geladen met alles wat niemand durfde te zeggen.

 

Iedereen keek naar Santi.

 

Niet alleen omdat hij de leider was. Niet alleen omdat hij de beste was. Maar vooral omdat hij de verliezer was die nu moest kiezen of hij zich gewonnen gaf of ging spartelen als een vis op een droog terras. De bal lag bij hem, maar het veld was ineens duizend meter breed.

 

Santi grijnsde zoals alleen Santi dat kon. Breder dan zijn morele kompas, met tanden zo wit dat ze verdacht begonnen te lijken. Alsof hij ergens in een achterkamer van Guatemala-stad illegaal had geruild met een tandarts in ruil voor een paar doelpunten en een fles rum.

 

Hij wees naar me, niet met één vinger, maar met zijn hele arm, alsof hij de weg wees naar Jeruzalem. “This man,” riep hij in gebroken Engels, alsof hij net van de boot was gestapt en op de Titanic stond te oreren. “Grande cojones!”

 

En toen… toen gebeurde het. Alsof iemand de remmen had losgelaten van een clownscaravan in een steile bergpas. Hij maakte een gebaar à la Diego Simeone, de beruchte Simeonecojones, twee handen naar voren, alsof hij zojuist ontdekt had dat er twee kokosnoten ter grootte van bowlingballen tussen zijn benen hingen en hij bang was dat ze zouden ontsnappen.

 

Maar hij hield het daar niet bij. Nee, Santi maakte er een dans van. Een groteske, primitieve, schokkende dans. Hij sprong op en neer als een hallucinerende kikker in een barbecuevlam, zijn handen onder zijn kruis, zijn ogen wild, zijn tong half uit zijn mond. Het was niet mooi, het was niet stijlvol, het was geen choreografie die je in een moderne dansvoorstelling zou willen stoppen, tenzij je het theater wilde leegspelen, maar het werkte. Verdomme, het werkte.

 

De kleedkamer lag dubbel. Letterlijk. Spelers rolden van de banken af, een reservekeeper verslikte zich in zijn kauwgom, iemand riep “Dios mío” terwijl hij naar adem hapte. Zelfs Miguel, normaal het menselijke equivalent van een zuinig knikje, stond met tranen in zijn ogen te bulderen van het lachen.

 

Daar stond Santi, dansend als een dolle priester op een of ander obscuur oogstritueel, terwijl hij met overdreven trots die denkbeeldige kokosnoten vasthield alsof ze de wereld gingen redden. Zijn ego was gekrenkt, zijn kaak deed waarschijnlijk nog pijn, maar zijn eer was gered. En niet alleen dat, de sfeer was omgeslagen. De kleedkamer was van mij.

 

Niet door een speech. Niet door tactiek. Maar door de Simeonekokosnotendans van Santi. Een grotesk gebaar, een karikatuur van mannelijkheid, en tegelijk een liefdesverklaring aan mijn leiderschap. In zijn absurde idioom had hij gezegd: jij bent de baas, ik speel voor jou. Dat alles terwijl hij danste als een gestoorde pauw met een balzak als totem.

 

8c1e1e26f9865e40b6a61ae8c04d04a3.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

Op 4-5-2025 om 07:11 zei Djurovski:

Niet denken maar doen , hopelijk heeft Santi zijn lesje geleerd

 

De aanval is de beste verdediging toch?

 

Op 4-5-2025 om 07:51 zei Marius:

In your face. De vraag is niet of er een reactie komt, maar vooral wat voor één dan wel. 

 

Had je deze reactie verwacht?

 

Op 4-5-2025 om 13:10 zei FSc1997:

Wat een goeie naam, De Voltreffer. Zo zie je maar weer, waar wat training goed voor is.

Hopelijk bindt Santi in, en ziet het team wie echt de baas is.

 

Het zou voor de rust in de kleedkamer goed zijn. Of het verhaal er beter van wordt is een tweede :D

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Mascini @FSc1997

 

Geplaatst

Ik wou schrijven dat ik veel had verwacht, maar dit dan weer niet. Dus qua voorspellende gave heb je het alvast ook bij het rechte eind. Zo zou de rust voor John even kunnen weerkeren, maar wellicht steekt er op een ander vlak wel weer iets de kop op.

Geplaatst

John heeft gegokt en naar het lijkt, voor nu, gewonnen. Een zeldzaamheid in het leven van iemand die zelfs zijn eigen ontmaagding waarschijnlijk nog liet uitlopen in een Griekse tragedie. 

Geplaatst
  • Auteur

dd236ba1d717898050bf7d00451a7500.png

 

CDXXXVI. Een nieuwe start

 

Vermoeid liet ik me door Miguel naar huis rijden, alsof ik net terugkwam van een combinatie van een bokswedstrijd, een bruiloft en een begrafenis, met mezelf in alle drie de hoofdrollen. Mijn hoofd bonkte als een slecht geplaatste wasmachine op centrifugestand en mijn lijf voelde als een jas die een paar keer te vaak in de regen had gehangen: vormloos, doordrenkt en net niet droog genoeg om als draagbaar door te gaan.

 

Ik stak een sigaret op met het soort theatrale traagheid dat alleen weggelegd is voor mensen die zich ten diepste ellendig voelen en dat ook graag aan de wereld willen laten zien. De aansteker klikte, het vuurtje flakkerde op, en de eerste trek brandde als een cynische liefdesbrief aan mijn longen.

 

Buiten flitste de wereld voorbij in gedeelten: een straathond die iets at dat vroeger misschien eten was, een vrouw met een kind op haar rug dat haar navel leek te zijn ontstegen in het verdriet, een man op een fiets die eruitzag alsof hij liever onder die fiets lag dan erop zat. Guatemala, dames en heren, waar de hemel blauw is, het asfalt vol gaten en de hoop uit pure gewoonte ’s ochtends ook maar opstaat.

 

Miguel laveerde met een stugge blik door het verkeer. Geen woord tegen mij, geen blik opzij. Alleen zijn vingers die het stuur vasthielden alsof het stuur hem iets misdaan had. We reden tussen pickups met te veel mensen erin, brommers met te veel ambitie en bussen met te veel uitlaatgassen. Alles was te veel, behalve ik. Ik was op.

 

Ik blies de rook uit, langzaam, traag, alsof ik met elke wolk een stukje van de dag naar buiten duwde. Weg, verdomme. Weg met die idiote machodans, weg met dat kleedkamercircus, weg met Raúl en zijn snijmes, weg met Gloria’s blik die me vanbinnen week maakte.

 

De rook verdween door het kiertje van het raampje, opgenomen door de warme, broeierige avondlucht van een land waar je eerder stikstof inademt dan zuurstof. Miguel sloeg linksaf zonder richting aan te geven. Waarom zou hij ook? Dit was zijn land. Ik was hier de passagier. Letterlijk, figuurlijk, filosofisch. Toch voelde het alsof ik achter het stuurwiel zat, weliswaar van een wrakke wagen, zonder remmen, op een weg vol gekken, maar toch… In control. 

 

Ergens, diep in de nevelige krochten van mijn brein, knaagde het gevoel dat ik, als ik dan toch in control was, iets nieuws moest proberen. Alsof mijn onderbewustzijn, dat doorgaans net zo actief was als een opblaaspop in een windstille kamer, nu met een vinger begon te tikken tegen de binnenkant van mijn schedel. Niet zachtjes ook. Meer alsof het op de deur bonsde met het geweld van een Jehova’s getuige die hoorde dat ik een heiden was met een zwembad vol drank en hoeren.

 

Want laten we eerlijk zijn: een herhaling van zetten levert nooit iets nieuws op. Dat was een waarheid als een koe, eentje met beginnende artritis en een blik in de ogen die zegt: “ik word morgen hamburgervlees.” Het is de reden waarom schaakpartijen soms eindigen in pat en het leven in sleur. Iedere dag dezelfde handelingen, dezelfde gezichten, dezelfde geuren van muf zweet en te weinig koffie. Of je nu coach bent van een gammele Guatemalteekse voetbalploeg of postbode in Lutjebroek, routine is een sluipmoordenaar met een vergulde mes.

 

Op het veld werkte het niet. In de kleedkamer was het een tikkende tijdbom vol ego’s met het emotionele incasseringsvermogen van natte tissue. In mijn hoofd leek het al niet veel beter. Dezelfde grappen, dezelfde cynische zinnen, dezelfde strategieën waar ik me al jaren mee redde en die, eerlijk is eerlijk, steeds vaker leidden tot een resultaat dat je op papier als “net-niet” zou bestempelen. 

 

Dus misschien, heel misschien, moest ik iets anders doen. Een andere openingszet. Niet weer die eeuwige Italiaanse verdediging, maar een wilde flankaanval, of een offer midden op het bord. Niet weer whisky bij het ontwaken, maar misschien een glas water en een poging tot fatsoen. Niet weer de cynicus uithangen bij Gloria, maar haar eens aanspreken zonder sneren of suggestieve blikken naar haar boezem. Misschien.

 

Niet omdat ik ineens een beter mens was geworden. Maar omdat zelfs de duivel soms eens de routeplanner wil herkalibreren.

 

"Señor." Miguels stem was zacht, haast breekbaar. Als een versleten schoenveter die elk moment kon knappen. Hij sprak niet vaak zo. Normaal was hij droog, laconiek, iemand die met de mimiek van een parkeerautomaat de grootste ellende kon bespreken. Maar nu klonk er iets anders in zijn stem. Hoop misschien. Of erger nog: verwachting.

 

"You did good."

 

Ik draaide mijn hoofd een kwartslag, niet meer dan dat. Hij gebaarde zwijgend naar mijn sigaret, en zonder een woord te zeggen stak ik een nieuwe voor hem aan met de gloeiende punt van de mijne. Twee zwijgende mannen, in een gammele taxi, rijdend door een stad waar het verkeer zijn eigen wetten had, als het überhaupt wetten had.

 

We rookten in stilte, de rook kringelde als twee vermoeide gedachten uit onze monden, stak traag op naar het stoffige plafond van de auto en ontsnapte dan door een kier in het raam, op weg naar een lucht die al vol zat met uitlaatgassen, verbrande dromen en het geroezemoes van een continent dat nooit écht slaapt.

 

"Maybe you can do great things for us, señor."

 

Dat ‘maybe’ deed het hem. Niet you will, niet I believe in you, maar maybe. Een woordje zo klein als een kruimel, maar met het gewicht van een verdomd flatgebouw. Misschien. Misschien kon ik hier iets betekenen. Misschien kon ik in dit vergeten hoekje van de wereld iets maken van mezelf. Misschien kon ik eindelijk de verwachtingen waarmaken die men ooit in me had gesteld, in Cyprus, waar ik uit de gratie was gevallen door de verloofde van de voorzitter te neuken en een compleet feest te vergiftigen. In Turkije, waar ik uiteindelijk direct en indirect verantwoordelijk was voor letterlijke doden en verziekte levens…

 

Drie keer is scheepsrecht, toch?

 

Behalve als je reddingsboot richting de redding al half gezonken is, je bemanning dronken is en je kompas kapot. Dan is de derde keer eerder een laatste kans tegen alle verwachtingen. En toch... ik inhaleerde diep. Misschien. Misschien was het genoeg.

 

8c1e1e26f9865e40b6a61ae8c04d04a3.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

Op 5-5-2025 om 16:56 zei FSc1997:

Werkelijk een hilarisch stuk weer, en misschien wel de best mogelijke uitkomst voor John.

 

Het pakte zowaar eens goed uit.

 

Op 5-5-2025 om 17:00 zei Marius:

Ik wou schrijven dat ik veel had verwacht, maar dit dan weer niet. Dus qua voorspellende gave heb je het alvast ook bij het rechte eind. Zo zou de rust voor John even kunnen weerkeren, maar wellicht steekt er op een ander vlak wel weer iets de kop op.

 

Ongetwijfeld, al weet ik nog niet helemaal wat er fout kan c.q. zal gaan.

 

Op 5-5-2025 om 17:46 zei Djurovski:

Heerlijk stuk wederom. Iig heb je Santi voorlopig voor je

 

Vooralsnog wel.

 

Op 6-5-2025 om 09:07 zei ElMarcos:

John heeft gegokt en naar het lijkt, voor nu, gewonnen. Een zeldzaamheid in het leven van iemand die zelfs zijn eigen ontmaagding waarschijnlijk nog liet uitlopen in een Griekse tragedie. 

 

Het begon ooit op Sicilië met een vreemdgaande vrouw...

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Mascini @FSc1997

 

Geplaatst

John de filosoof. Die zagen we natuurlijk al eerder voorbij komen, maar ditmaal met is het er één met opvallend veel hoop. Al is het maar de vraag of die niet snel de kop ingedrukt zal worden.

Geplaatst

Ach John, een beetje met de ziel onder de arm.
Maar water in plaats van whiskey kan zeker geen kwaad.

Geplaatst

John lijkt voor even weer iets te hebben wat op hoop lijkt, maar hopen doe je doorgaans op de pot.... Kortom, hier zit ook vast weer een luchtje aan. 

Geplaatst
  • Auteur

dd236ba1d717898050bf7d00451a7500.png

 

CDXXXVII. Een nieuw strijdplan

 

Nadat ik me door Miguel had laten afzetten, alsof ik een kleuter was die na een lange schooldag bij z’n moeder werd gedropt, trok ik me terug aan het zwembad van het hotel. Het water lag er roerloos bij, als een gepensioneerde zonder hobby’s. De zon brandde op m’n gezicht met de venijnigheid van een belastinginspecteur die je achterstand komt innen, en ik zat daar als een uitgebluste generaal, nippend aan een lokaal biertje dat smaakte naar een slap compromis tussen regenwater en nostalgie.

 

Voor me lag een stapeltje bierviltjes, vetvlekken inbegrepen, en een handvol servetjes waarop eerder vermoedelijk vettige kippenvleugels lagen te sterven. Ideaal materiaal voor een meesterbrein op drift. Gewapend met een balpen van het hotel, blauw, met het logo half afgebladderd, begon ik te krabbelen. Eerst zonder richting, gewoon losse krassen zoals een psychopaat zou maken in zijn dagboek. Daarna kwamen de pijltjes. Cirkel hier, streep daar. Een dubbele pijl voor aanvallende intenties, een stippellijn voor wat ik zelf ook nog niet goed begreep.

 

Ik had een nieuw strijdplan nodig. Niet gewoon een opstelling, maar een filosofie. Iets dat paste bij mijn spelers, bij hun traagheid, hun koppigheid, hun talent voor verkeerde keuzes. Iets waarmee we niet zouden winnen op schoonheid, maar op overlevingsdrang, intimidatie en de kracht van het toeval. Een systeem dat uitging van de wet van de jungle: eten of gegeten worden.

 

Een blok van drie centrale verdedigers, misschien. Of vijf, als je de moed al helemaal opgegeven had. Valse vleugels, dubbele pivots, een aanvallende schaduwspits die tegelijkertijd de taak had om te roepen wanneer er weer iemand stond te slapen. Ik schreef het allemaal op servetjes die door de wind direct onder een ligstoel verdwenen, waardoor ik telkens op mijn knieën moest kruipen als een priester die zijn geloof verloren was maar zijn gebeden bleef herhalen.

 

Het was geen voetbal meer. Het was veldslagen voorbereiden met een allegaartje aan huurlingen, twijfelaars en dronken ridders. Ik was hun generaal van dienst, gewapend met pen, pils en pure wanhoop.

 

De fundamenten voor een nieuw strijdplan hadden zich dus al gevormd, al waren het eerder brokken beton dan een degelijk gegoten vloerplaat. Mijn geliefkoosde 4-4-2, die in Cyprus en Turkije functioneerde als een goed geoliede oorlogsmachine, strak, efficiënt en vooral dominant, was in Guatemala niet meer dan een stoffige herinnering aan betere tijden. Hier, in dit land van geiten, rum en spelers die midden in een wedstrijd hun veters nog moesten strikken, kon je dat soort luxe niet permitteren.

 

Een 4-4-2 vereist discipline, loopvermogen, en iets wat je met een hoop goede wil ‘tactisch bewustzijn’ noemt. Wat ik hier had, was een kleuterklas met overgewicht en zelfoverschatting. Middenvelders die bij balverlies naar boven keken in plaats van terug te lopen, alsof de bal spontaan uit de lucht zou vallen. Spelers die je eerder zou aantreffen op een betoging tegen cardio dan op een looptraining.

 

Dus moest het anders. Ik dacht aan een soort hybride misbaksel. Uiteindelijk besloot ik om een van mijn controleurs op te offeren, een beetje zoals je een oude kat bij het grofvuil zet: met lichte spijt, maar ook het besef dat hij meer sliep dan liep. In zijn plaats posteerde ik een extra verdediger in het hart van de achterhoede, een man van beton, hopelijk, want tot dan toe hadden we vooral te maken met kurkenpoppetjes die bij het minste briesje omvielen. De backs kregen instructies mee die ze waarschijnlijk als godslastering zouden ervaren: “aanvallen, verdomme.”

 

Het slot op de deur kwam in de vorm van een lompe stofzuiger van een verdedigende middenvelder, een type dat in de zestien meter net zo thuis was als een krokodil in een ballenbak, maar die zich, godbetert, wel altijd in de baan van het schot wist te parkeren. Zo’n man met het voetenwerk van een bouwvakker en het spelinzicht van een verkeersdrempel, maar als hij in je ploeg zat, sliep je ’s nachts toch iets rustiger.

 

Een echt middenveld had ik niet. Niet zoals God het ooit bedoeld had, met balans, creativiteit en loopvermogen. Wat ik had, was een zootje ongeregeld dat op intuïtie inzakte of doorschoof, afhankelijk van hoe hun ontbijt was gevallen. Geen cohesie, geen lijn, geen structuur, maar een soort georganiseerde chaos die af en toe verdacht goed werkte. Een bezetting zonder orkest, maar met genoeg herrie om indruk te maken op het publiek.

 

Het leek nergens op, maar het was de enige manier waarop we enigszins controle konden houden zonder meteen vijf keer per helft ondersteboven gelopen te worden. Het was voetbal zoals de Guatemalteekse wegen: vol gaten, bochten en onverklaarbare hobbels, maar als je wist waar je moest remmen en waar je kon doortrekken, kwam je meestal wel aan.

 

8c1e1e26f9865e40b6a61ae8c04d04a3.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

16 uur geleden zei Djurovski:

Een piekerende John , een hoopvolle Miguel,  een boze en vreemde Santi. Het beloofd weer een lekker seizoenetke te worden 

 

In het algemeen kunnen we vrij veilig stellen dat John zelden saaie dagen meemaakt :D 

 

15 uur geleden zei Marius:

John de filosoof. Die zagen we natuurlijk al eerder voorbij komen, maar ditmaal met is het er één met opvallend veel hoop. Al is het maar de vraag of die niet snel de kop ingedrukt zal worden.

 

Zijn we niet allemaal filosofen als we een paar pinten op hebben? 

 

13 uur geleden zei FSc1997:

Ach John, een beetje met de ziel onder de arm.
Maar water in plaats van whiskey kan zeker geen kwaad.

 

Hij heeft natuurlijk wel wat krasjes opgelopen zo links en rechts.

 

3 uur geleden zei ElMarcos:

John lijkt voor even weer iets te hebben wat op hoop lijkt, maar hopen doe je doorgaans op de pot.... Kortom, hier zit ook vast weer een luchtje aan. 

 

Het is haast gegarandeerd :D 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Mascini @FSc1997

 

Geplaatst

Als het beschikbare materiaal te wensen overlaat, moet er maar afgeweken worden van een succesrecept. Hoe chaotisch het vervangende strijdplan dan ook mag zijn ... zolang het maar werkt.

 

PS: Een paar pintjes lust ik wel :D 

Geplaatst

Of dit een tactiek is of een chaostheorie, daar ben nog niet helemaal over uit om eerlijk te zijn. Net zo min of dit de drank, het slechte slapen en de stress zijn die zich aandienen als een slechte raadgever of echt een oprechte poging tot een nieuwe geniaal plan. 

Geplaatst

Of John bouwt een ploeg waar ze nog jaren over zullen mijmeren, of het wordt toch de kelder van een niet nader te benoemen voorzitter. Durf mn geld op geen van beiden in te zetten...

Geplaatst
  • Auteur

dd236ba1d717898050bf7d00451a7500.png

 

CDXXXVIII. Aanknopingspunten

 

De zon hing boven Guastatoya als een beschuldigende vinger van God, klaar om elk beetje vocht uit je lijf te zuigen alsof je een uitgeperste sinaasappel was op een zondagochtend in een brak ontbijtcafé. Er stond nauwelijks wind, alleen dat soort trage, plakkerige luchtverplaatsing die je eerder doet zweten dan verkoelen. Municipal stond klaar aan de aftrap, een ploeg met een reputatie die net iets groter was dan hun eigen kunnen. De mannen uit de hoofdstad, rood-wit als een communistisch kerstfeest, zagen er strak en gespierd uit, maar er zat iets in hun blik. Hoogmoed. Overschatting.

 

Aan onze kant: Santi, de minzame maniak met de kracht van een tractor en de tederheid van een kettingzaag. Niño de Guzman, het Boliviaanse duveltje uit een doosje met voeten als penseelstreken op een smerig doek. En achterin Palencia, onze libero, die eruitzag alsof hij net uit een betonnen kelder in Buenos Aires was ontsnapt, met littekens op z'n ziel én zijn schenen. Het middenveld? Tja. Daar stond wat er stond. Geen genie, geen structuur, eerder een groepje verdwaalde postbodes die per ongeluk een voetbal hadden gevonden.

 

De eerste minuten waren een potje aftasten, alsof twee dronken mensen op een eerste Tinderdate probeerden uit te vogelen wie er als eerste durfde te tongen. Municipal tikte wat in de rondte, met dat zelfgenoegzame tikitaka waar ze in de hoofdstad natte dromen van kregen. Tot Santi het zat was.

 

Hij dook met de subtiliteit van een vrachtwagen op een slapende verkeersdrempel tussen twee verdedigers door, werkte zich naar voren als een bulldozer door een bloemenwinkel en perste de bal met zijn linkerpoot het net in alsof hij een ruzie met het leer zelf had. 1-0. Geen juichpasjes, geen gekkigheid. Alleen een grom, een vuist, en de blik van iemand die weet: ik ben hier de baas.

 

De coach van Municipal stond erbij alsof hij net een duif had doorgeslikt. Hij schreeuwde tegen zijn spelers alsof volume de oplossing was voor structureel falen. Spoiler alert: dat was het niet.

 

De aftrap na de 1-0 werd genomen met de gedrevenheid van een ambtenaar op vrijdagmiddag: veel beweging, weinig richting. Municipal probeerde nog even een tegenaanval in te zetten, maar hun middenvelders waren in het bezit van die ene tragische gave: ze zagen eruit alsof ze wisten wat ze aan het doen waren. Tot ze de bal kregen. Dan vielen ze door de mand als een goochelaar zonder handen.

 

Onze jongens roken bloed. En wie bloed ruikt, moet bijten. Santi beet. Letterlijk bijna. Hij joeg op elke bal alsof z’n hypotheek ervan afhing, duwde een centrale verdediger met z’n schouder bijna het stadion uit en liet met een brul van oerkracht de bal van zijn voet afglijden richting Niño de Guzmán, die op dat moment helemaal alleen op de wereld leek. Eén kap, één droge knal. 2-0.

 

Het stadion, nou ja, stadion… vier betonnen tribunes en een verkreukeld scorebord, ontplofte van opwinding. Niet omdat we een publiekslieveling hadden gevonden, maar omdat het publiek doorhad dat deze ploeg misschien wel écht goed aan het worden was.

 

Ik zat op mijn plastic stoeltje aan de zijkant en haalde langzaam een kladblok tevoorschijn. Opnieuw dat middenveld, hè. Ze liepen, zweetten, tackelden en keken alsof ze begrepen waar de bal zou komen, maar meestal kwamen ze gewoon een seconde te laat. Ik krabbelde wat neer over mogelijke formaties, draaide het vel om en tekende in grote letters: “twee libero’s?”. Het klonk absurd, het klonk Italiaans, het klonk als een plan dat we konden verkopen aan mensen die niets van voetbal begrepen maar wel graag indruk wilden maken in een groepschat.

 

Palencia vond dat het tijd was voor zijn moment van glorie. De man had de finesse van een roestige houthakker, maar in de lucht was hij een god. Een hoekschop, strak genomen door Cuadros, die voor één keer niet verlamd door zijn artistieke ambities, Palencia steeg op alsof hij in een reclame voor Red Bull zat. Kopbal, bam, 3-0. Niet knap, wel keihard. De keeper had kunnen duiken, maar zijn instinct koos voor zelfbehoud. Begrijpelijk.

 

De bank van Municipal begon tekenen van paniek te vertonen. Hun assistent-coach stond wild te gebaren, een soort kruising tussen een flamencodanser en een man die probeerde een bij uit z’n broek te slaan. Tevergeefs. Voor rust werd het 4-0. Weer Palencia, weer een kopbal, deze keer met de zijkant van z’n schedel, een soort halve karatebeweging waarbij hij eerder de verdediger raakte dan de bal. Maar de bal vloog er wel in.

 

Ik keek naar Miguel, die aan mijn zij stond met een gezichtsuitdrukking alsof hij net had gehoord dat z’n schoonmoeder was verhuisd naar Alaska. “Dios mío,” fluisterde hij, “Palencia is un animal.” En voor één keer kon ik hem geen ongelijk geven.

 

Tijdens de rust zaten mijn spelers zwijgend op de bank. Niet omdat ik een dwingende toespraak had gehouden of omdat ze met ontzag naar me luisterden, maar omdat ze simpelweg te moe waren om te praten. De luchtvochtigheid was als dikke erwtensoep, en het grasveld had de veerkracht van een doorweekte matras. Cuadros zat met een ijspak op z’n enkel, Santi dronk een liter water alsof het pils was, en Palencia zat erbij alsof hij net een vrachtwagen met bakstenen op z’n rug naar boven had gesjouwd.

 

Miguel leunde tegen de dug-out. “They tired, boss.” Hij zei het zonder overdrijving, zonder drama. Gewoon een feit.

“Claro que sí,” mompelde ik. “We hebben vier fitte spelers en zeven man die erbij hangen alsof ze een midlifecrisis doormaken.”

 

Ik besloot tot wissels. De achterhoede bleef grotendeels staan, Ortega en Palencia moesten maar zien hoe ze overeind bleven, maar voor het middenveld bracht ik frissere benen. Of, nou ja, benen met minder vermoeidheid. Of benen die zich in ieder geval nog konden bewegen zonder dat ze er direct spijt van kregen.

 

De tweede helft begon zoals tweede helften van oefenwedstrijden meestal beginnen: met veel balbezit voor de tegenstander en weinig urgentie bij mijn ploeg. Het leek erop dat Municipal de schande van de eerste helft recht wilde zetten, en ik zag hun middenvelders opeens wel positioneel correct staan, hun passes strakker, hun loopacties zinniger. Tot het moment dat Niño de Guzmán, die ondanks zijn beperkte inhoud nog op het veld stond, een interceptie pleegde alsof hij de laatste bus naar huis moest halen, het leer oppikte en richting de zestien denderde. Santi liep mee, trok een verdediger mee, en op het juiste moment legde Niño breed.

 

5-0.

 

“Puta madre…” fluisterde de trainer van Municipal. Ik had geen tolk nodig om dat te begrijpen.

 

Vanaf dat moment kabbelde de wedstrijd uit. Niet omdat er geen kansen meer kwamen, maar omdat niemand er nog zin in had. Wij niet, zij niet, de scheidsrechter niet. De bal werd rondgetikt, zoals je een bitterbal over een bord rolt als je twijfelt of hij al afgekoeld is. De bal ging naar links, naar rechts, terug, weer naar voren, naar de tegenstander, weer terug.

Ik krabbelde nog wat op mijn notitieblok. Ons middenveld was, zoals eerder gevreesd, te licht. Als Cuadros het niet meer kon belopen, had je een gapend gat ter grootte van de Stille Oceaan tussen aanval en verdediging. En Ortega was niet het type om dat op te lossen met zijn positionele slimheid. Ortega loste dat op door zijn tegenstander een elleboog te geven en dan heel hard te doen alsof hij zelf een tik had gekregen.

 

Er moest dus een oplossing komen. Twee libero’s was geen slecht idee, maar het maakte onze aanval kwetsbaarder als de backs niet goed inschoven. Een ruit op het middenveld? Alleen als ik spelers had die konden lopen. En ik had één speler die kon lopen. En hij heette Santi. En hij liep het liefst alleen vooruit, als een buffel op jacht naar een veld vol porselein.

Toen het eindsignaal klonk, applaudisseerde het publiek. Een man in een felgroen trainingsjack riep iets in het Spaans waarvan ik de helft verstond, maar ik ving het woord “goleada” op. En “puta”. Het zat goed, dus.

 

Miguel kwam naast me staan, zijn handen op zijn heupen. “Boss,” zei hij. “If we stay healthy, we can go up.”

Ik keek naar Cuadros, die inmiddels door twee ploegmaats werd ondersteund alsof hij een reünie van bejaarde flamencodansers moest verlaten. Naar Ortega, die nog steeds met zijn tegenstander aan het bakkeleien was over wie het laatste zetje gaf. En naar Santi, die alweer zat te flirten met een vrouw op de eerste rij, zijn shirt omhoog, zijn buik showend alsof hij een mislukte Instagram-influencer was.

 

“Healthy?” zei ik. “We need a fucking miracle.”

 

En toen stak ik een sigaret op. Gewoon, voor het contrast.

 

8c1e1e26f9865e40b6a61ae8c04d04a3.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

Op 8-5-2025 om 12:50 zei Marius:

Als het beschikbare materiaal te wensen overlaat, moet er maar afgeweken worden van een succesrecept. Hoe chaotisch het vervangende strijdplan dan ook mag zijn ... zolang het maar werkt.

 

PS: Een paar pintjes lust ik wel :D 

 

En na een paar pintjes word iedereen filosofisch :D 

 

22 uur geleden zei ElMarcos:

Of dit een tactiek is of een chaostheorie, daar ben nog niet helemaal over uit om eerlijk te zijn. Net zo min of dit de drank, het slechte slapen en de stress zijn die zich aandienen als een slechte raadgever of echt een oprechte poging tot een nieuwe geniaal plan. 

 

Ik ben een chaosdemon als het op tactieken aankomt.

 

17 uur geleden zei Djurovski:

Of dit is geniaal of het wordt een ramp. 

 

A little bit of both :D 

 

16 uur geleden zei FSc1997:

Of John bouwt een ploeg waar ze nog jaren over zullen mijmeren, of het wordt toch de kelder van een niet nader te benoemen voorzitter. Durf mn geld op geen van beiden in te zetten...

 

Misschien allebei wel, omdat Gloria een nichtje van Raul blijkt te zijn :D 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Mascini @FSc1997

 

Geplaatst

Een vertoning die de indruk geeft dat alles lekker loopt maar John heeft kennelijk begrepen dat het vooral uiterlijk vertoon is. Al sleutelt hij ook al volop aan oplossingen. Hem kennende zal hij er ook wel met één op de proppen komen. 

Geplaatst

De eerste tactische verandering lijkt effect te resulteren, maar dan moet de ploeg wel heel blijven. Dat middenveld is toch wel een heikel punt? Misschien Raul vragen of hij toch niet nog ergens een speler vandaan kan toveren? 

 

3 hours ago, Nom de Guerre said:

Misschien allebei wel, omdat Gloria een nichtje van Raul blijkt te zijn :D

Het zou echt weer iets voor John zijn. Vooral als hij het zelf niet doorheeft...

Geplaatst
  • Auteur

dd236ba1d717898050bf7d00451a7500.png

 

CDXXXIX. Een bitterzoete nasmaak

 

De overwinning had moeten smaken als een koud biertje na een warme werkdag, maar het voelde meer als lauwe cola met te weinig prik. Een kunstmatige zoetheid waar je geen druppel voldoening uit haalde. Ik had vijf-nul gewonnen van een ploeg uit de hoogste klasse en toch zat ik na de wedstrijd aan de plastic tafel van de stafkamer alsof ik net uit de bek van een rottweiler was gekropen.

 

Miguel schoof me een plastic bekertje met Gallo aan. Het schuim was al bijna weg. Symbolisch voor de staat van het lokale voetbal.

 

“You no happy?” vroeg hij, met een wenkbrauw die omhoog krulde zoals alleen zijn wenkbrauwen dat konden.

 

“I’m thrilled,” mompelde ik. “Can’t you tell?”

 

Hij grijnsde. “Maybe is digestion problem. Or trauma. Or just you being you.”

 

Ik nam een slok en trok een gezicht alsof ik motorolie dronk. Het bier was warm, de nasmaak bitter, de bubbel er al lang uit. Net als bij mijn selectie. De basisspelers hadden alles gegeven, maar konden dat tempo geen negentig minuten volhouden. De reserves leken net iets te veel op de mank geslagen paarden die je bij een kringloopwinkel nog ziet als decoratie, waar niemand ooit nog op rijdt.

 

En Santi… godverdomme, Santi.

 

Zijn prestatie was exemplarisch geweest. Zijn gedrag erbovenop. Hij had twee doelpunten gescoord, drie verdedigers het ziekenhuis in gepraat, en daarna een kwartier in zijn onderbroek op het veld gestaan voor selfies met meisjes die niet voor Guastatoya juichten maar gewoon van spieren hielden.

 

“Boss,” zei Miguel voorzichtig. “Santi say he need his bonus. Five hundred quetzales.”

 

Ik zuchtte diep. “For what? Two goals, a selfie-marathon and the fact that he didn’t get his ass sent off?”

 

Miguel haalde zijn schouders op. “He say you promise.”

 

“I said maybe, Miguel.”

 

Miguel grijnsde. “You say ‘maybe if you don’t fuck up’, and he say he didn’t fuck up.”

 

“Fine,” bromde ik. “Give him his damn money. Take it out of my paycheck.”

 

Dat laatste zei ik half als grap, half als wanhopige poging om controle over mijn budget te houden. Maar ik wist hoe dit ging. In Guatemala had elke belofte een prijs, elk woord een prijskaartje. Elke overwinning bracht niet alleen verwachtingen, maar ook nieuwe eisen. Van Santi. Van het bestuur. Van de fans die er eerst niet waren maar zich nu als paddenstoelen uit de rottende grond van het voetbalbewustzijn omhoog zouden werken.

 

En dan was er nog Gloria.

 

Dezelfde avond, net voor sluitingstijd, liep ik haar tegen het lijf bij de bar van het hotel. Ze droeg een simpele witte blouse en een jeans die alles wat ze bezat net iets te nadrukkelijk in de etalage zette, maar met genoeg subtiliteit om stijlvol te blijven. Ze keek me aan zoals je een opdringerige kat aankijkt die net iets te dicht bij je vis komt.

 

“So,” zei ze. “Big win, mister coach.”

 

I knikte. “Yeah. Paper over the cracks.”

 

Ze trok een wenkbrauw op. “You always so… happy?”

 

“Only on days that end in y.”

 

Ze lachte. Oprecht. Een zeldzaam geluid. Als je lang in Guatemala woont, ga je waarderen wanneer iemand lacht zonder dat het een voorbode is van een mes in je rug.

 

“Come,” zei ze. “I make you something that doesn’t taste like Gallo and regret.”

 

Ik volgde haar naar het keukentje van de bar, waar ze een glas inschonk van iets donkerbruin en rokerigs. Ron Zacapa. De goede variant. Niet de goedkoopste die toeristen kregen, maar die flessen die achter een slot lagen omdat ze herinneringen konden wissen of terugbrengen, afhankelijk van hoeveel je ervan dronk.

 

“To new beginnings,” zei ze.

 

“To surviving them,” antwoordde ik.

 

En voor het eerst sinds mijn aankomst in Guatemala voelde het even alsof ik geen imposter was in mijn eigen leven.

 

Er zijn namelijk van die dagen dat je je afvraagt of iedereen hier gek is, of jij de enige. Meestal kom ik tot de conclusie dat het waarschijnlijk allebei wel waar is. Ik loop daar dan, door het stoffige Guastatoya, de zon brandt op mijn kop alsof ik gestraft word voor iets waar ik me niet eens van bewust ben, en de mensen kijken me na. Niet met bewondering, niet met haat, maar met iets dat het midden houdt tussen nieuwsgierigheid en dedain. Alsof ze ruiken dat ik hier niet thuishoor. Alsof ze weten wat ik zelf ook weet, maar niet wil toegeven: ik ben een bedrieger.

 

Een man die zijn hele loopbaan gebouwd heeft op vage kennis, instincten, bluf en een groot arsenaal aan halve waarheden. Ik ben geen Guardiola. Geen Klopp. Geen halfzachte Hollandse voetbalprofessor met een PowerPoint vol diagonale passing en halve zolen in zijn staf die “transitie” als toverwoord gebruiken. Ik ben een vent die zijn plan op een servetje tekent met een bierpen, die op gevoel spelers selecteert en wiens tactisch inzicht vooral gestoeld is op het besef dat 90% van de spelers dom zijn als stront, en je hen dus vooral niet moet overladen met informatie.

 

En toch, hier sta ik dan. El jefe. De gringo met de macht. Ze noemen me coach, maar diep vanbinnen voelt het alsof ik elk moment door de mand val. Alsof iemand roept: “Hij hoort hier niet. Hij weet het niet. Hij faket het.” En dat ik dan niks anders kan doen dan mijn schouders ophalen en zeggen: “Klopt.”

 

Imposter syndrome noemen ze dat. Een lekker Engels begrip dat klinkt als een exotische aandoening, maar eigenlijk gewoon betekent dat je je een oplichter voelt, elke seconde van de dag. Alsof je een rol speelt in een toneelstuk waar je de tekst niet van hebt. Alsof je elk moment ontmaskerd wordt en het doek valt. En dat is kut. Want ik ben hier niet gekomen om toneel te spelen. Ik ben hier omdat ik iets wilde maken van mezelf. Of breken. Het een sluit het ander niet uit.

 

Soms kijk ik naar de spelers tijdens de training. Ze doen maar wat. Ik doe ook maar wat. Alleen ik doe het met meer overtuiging. Dat is het verschil. De tragiek ook. Ik verkoop mezelf als iemand die het allemaal onder controle heeft, maar ondertussen… mijn handen trillen als ik ’s avonds mijn biertje vasthoud. Niet van de drank. Van de twijfel.

 

En toch, ik stop niet. Misschien omdat ik niet anders kan. Misschien omdat het alternatief erger is: ergens achter een bureau, met een polootje en een headset, mensen helpen die hun wachtwoord zijn vergeten. God verhoede.

 

Dus ik zet die pet op. Ik geef bevelen. Ik zet mannen op hun plek. En ondertussen vraag ik me af hoe lang ik dit nog volhoud, voor iemand doorheeft dat ik dit niet kan.

Of erger nog… voor ik het zelf helemaal geloof. Dat ik dit niet kan.

 

Hoe ik omga met dat gevoel? Niet. Niet echt. Je omarmt het, als een slechte minnares die altijd terugkomt. Je sluit het niet buiten, je nodigt het uit op de bank, schenkt er een glas rum voor in, en vraagt hoe de dag was. En dan lullen we wat. Mijn impostersyndroom en ik. Hij zegt: “Je weet niet waar je mee bezig bent, klootzak.” En ik zeg: “Dat klopt.” En dan proosten we.

 

’s Nachts slaap ik slecht. Mijn dromen zijn net sitcoms zonder punchline. Dan zie ik mezelf in de dug-out, halfnaakt, mijn spelers lachen me uit, Gloria staat erbij en schudt haar hoofd, en Miguel zegt: “You no belong here, señor.” Dan word ik zwetend wakker en ga ik op zoek naar de fles. Niet om dronken te worden, maar om iets tastbaars vast te houden. Iets dat me toebehoort. Zelfs al is het een fles.

 

En op training? Dan schreeuw ik me rot. Dan bulder ik bevelen over het veld alsof ik Napoleon ben met een fluitje. Niet omdat ik weet wat ik wil, maar omdat stil zijn erger is. Stilte is ruimte. En ruimte is gevaarlijk. In stilte hoor je je eigen twijfels. Dus maak ik lawaai. Veel lawaai.

 

En ik doe alsof. Alsof ik weet wat ik doe. Alsof ik een plan heb. Alsof ik vooruit kijk in plaats van improviserend achter mezelf aan te lopen. Je doet net zolang alsof, tot het misschien waar wordt. En misschien gebeurt dat nooit. Maar fuck it. Dan ben ik in ieder geval ten onder gegaan met een grote bek en een petje op mijn hoofd.

 

En als ik ’s avonds aan het zwembad zit, met een biertje dat te warm is en een lijf dat te moe is, dan kijk ik omhoog naar de sterren. En dan zeg ik tegen mezelf: “Je bent niet de slechtste. Je bent gewoon niet goed genoeg om je eigen façade te geloven.” En dat is ook een vorm van vrede. Een vorm van overleven.

 

8c1e1e26f9865e40b6a61ae8c04d04a3.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

19 uur geleden zei Marius:

Een vertoning die de indruk geeft dat alles lekker loopt maar John heeft kennelijk begrepen dat het vooral uiterlijk vertoon is. Al sleutelt hij ook al volop aan oplossingen. Hem kennende zal hij er ook wel met één op de proppen komen. 

 

Op voetbalgebied heeft hij het geluk aan zijn kont hangen, maar buiten het voetbal om...

 

17 uur geleden zei Djurovski:

Scorebord journalistiek volgens een oud trainer. Wel een lekkere overwinning maar er is nog wel werk aan de winkel

 

Het is een high-risk/high-reward verhaal :D 

 

15 uur geleden zei FSc1997:

De eerste tactische verandering lijkt effect te resulteren, maar dan moet de ploeg wel heel blijven. Dat middenveld is toch wel een heikel punt? Misschien Raul vragen of hij toch niet nog ergens een speler vandaan kan toveren? 

 

Het zou echt weer iets voor John zijn. Vooral als hij het zelf niet doorheeft...

 

Welk middenveld? :D Qua verhaal weet ik nog niet goed waar ik naar toe wil :D 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Mascini @FSc1997

 

Geplaatst

Zelfkennis is het begrip van alle wijsheid. Althans, dat wordt wel eens beweerd. Mogen we dan concluderen dat John een wijs man is? :D 

Join the conversation

You can post now and register later. If you have an account, sign in now to post with your account.

Gast
Antwoord op deze discussie...

Onlangs hier 0

  • Er kijken geen geregistreerde gebruikers naar deze pagina.

Configure browser push notifications

Chrome (Android)
  1. Tap the lock icon next to the address bar.
  2. Tap Permissions → Notifications.
  3. Adjust your preference.
Chrome (Desktop)
  1. Click the padlock icon in the address bar.
  2. Select Site settings.
  3. Find Notifications and adjust your preference.
[[Template core/global/global/includeJS is throwing an error. This theme may be out of date. Run the support tool in the AdminCP to restore the default theme.]]